Over evolutie e.d.

96. Determineren van planten - 1. De namen

Planten determineren is niets anders dan de naam van de plant proberen te achterhalen. Op het eerste gezicht lijkt dit een aardige, maar verder weinig zinvolle bezigheid, goed voor droge professoren en fanatieke plantenjagers. Maar toch is het niet helemaal onzin. Als je iets over een plant wilt weten, wil je dat meestal in een boek of op internet opzoeken. Maar dat kan alleen als je de Nederlandse naam weet en liefst moet je dan ook nog de officiële Latijnse naam weten. Het opzoeken van de naam van de plant is dan ook meestal niet het einde, maar het begin van verdere informatie verzameling.

96.dodoens (601K) Portret van Rembert Dodoens, geb. Mechelen 1517 of 1518 en overleden 1595 in Leiden

De eerste Flora boeken

De eerste Nederlandse Flora was tevens de eerste in Europa die niet in het Latijn was. De schrijver was de beroemde arts en plantkundige Rembert Dodoens of deftiger Rembertus Dodonaeus. Dodoens is geboren in Mechelen in 1517 of 1518 en overleden in Leiden in 1585 en was o.a. lijfarts van de keizer van Oostenrijk en hoogleraar in Leiden. De combinatie van arts en plantkundige was toen gebruikelijk want bijna de enige medicijnen die men kende waren planten of extracten van planten. De geneeskunde in die tijd gebruikte nog steeds de boeken van de oude Griekse en Romeinse schrijvers als bronnen voor de geneeskrachtige kruiden en dat waren dus bijna automatisch de planten uit het Middellandse Zeegebied. Dodoens ging zelf planten zoeken en bestudeerde de werking. Zijn boek "Het Cruijdeboeck" uit 1554 was dan ook op de eerste plaats bedoeld als hulp voor artsen en apothekers om planten te vinden en te herkennen. Daarom ook was zijn boek in het Nederlands, met zo'n 100 tot 200 'nieuwe' en meestal lokale planten, geïllustreerd met houtsneden en niet alfabetisch geordend, maar in groepen die volgens Dodoens bij elkaar hoorden.
Deze aanpak was nieuw en "Het Cruijdeboeck" was een geweldig succes. Het is vele malen herdrukt, aangevuld en vertaald in lokale talen en in het Latijn. De eerste vertaling in het Frans was er al in 1557, vertaald en aangevuld door zijn vriend Carolus Clusius. De laatste druk verscheen in 1644.
Dodoens was dus de eerste die een handleiding schreef waarmee je planten op naam kon brengen en herkennen én de eerste die enig systeem suggereerde in de planten om ons heen. Alle plantenboeken na hem groeperen planten dan ook in families of beter in groepen die iets gemeenschappelijk hebben of lijken te hebben.

96.hondsroos - Dodoens Cruytboeck (620K) Ingekleurde pagina van de hondsroos in het Cruytboek van Dodoens

De flora van Linnaeus

Na Dodoens is men doorgegaan met het groeperen van planten op basis van uiterlijke kenmerken. Waarschijnlijk vooral omdat het zo handig was bij het herkennen en op naam brengen. Daarbij kun je natuurlijk allerlei criteria gebruiken. Dodoens zelf verdeelde in de eerste druk van "Het Cruijdeboeck" de planten bijvoorbeeld in bomen, struiken, kruiden etc. De appelboom, de hondsroos en aardbei stonden daarin dus niet bij elkaar, terwijl wij ze alle tot de rozenfamilie rekenen. Later is dat aangepast en het beste systeem bedacht Linnaeus in 1735 door in de bloemen stampers en meeldraden te gaan tellen. Maar in 1694 had Camerarius, een wat vergeten Duitse plantkundige, ontdekt hoe de voortplanting bij planten werkte. En sindsdien zijn plantensystematici 'seksmaniakken' en 'beroepsgluurders', een verwijt dat Linnaeus in het begin inderdaad kreeg.
Bij dit alles moeten we bedenken dat tot Darwin, zo rond 1850, niemand enig idee had waarom er 'systeem' zat in de bouw van planten. Het was een hulpmiddel bij het determineren van planten, niet meer, niet minder. Dat die planten echt familie zijn, in de betekenis van een gemeenschappelijke afstamming, kwam pas met Darwin. En toen hadden ze meteen de eerste stambomen door het systeem van Linnaeus!

Sinds Darwin is het doel van de indeling van de planten ook veranderd. Het is natuurlijk nog steeds een hulpmiddel bij het determineren, maar tegenwoordig is het belangrijkste doel om te laten zien hoe de stamboom van een plant in elkaar zit. De aanname is dan dat er een nieuwe soort ontstaat als er bij één exemplaar een mutatie optreedt die levensvatbaar blijkt te zijn en die zich kan voortplanten. Alle nakomelingen stammen dan van die éne plant af en de naaste familie zijn de planten waar de stamvader uit voortgekomen is. Als je verder terug gaat in tijd, zal blijken dat ook die tak zijn eigen stamvader heeft waar ze allemaal van afstammen enz.

De resultaten die Linnaeus met zijn indeling bereikte zijn niet meer allemaal geldig. Archeologisch onderzoek naar oude plantenresten en vooral DNA onderzoek maakt soms een andere indeling nodig. Maar heel verrassend: het bouwwerk van Linnaeus blijft als totaal eigenlijk heel goed overeind! Terwijl dat toch voor een heel ander doel werd opgericht.

Plantennamen

Planten hadden natuurlijk al eeuwen een naam voordat Dodoens zich mee bemoeide. Mensen hadden ook al eeuwenlang gezien dat sommige planten op elkaar leken en soms was dat in de naam te zien: bosviooltje en akkerviooltje. Maar soms sloeg een gelijkende naam nergens op: een wilgenroosje is geen roos, lijkt er ook niet echt op en heeft niets met een wilg. Voor het determineren is dat ook niet zo belangrijk. Maar als ik zeg een wilgenroosje te hebben gezien, moet het wel voor iedereen duidelijk zijn welke plant ik bedoel. Maar daar zat nou net het probleem: de planten hadden teveel namen.
Dodoens begon het "Het Cruijdeboeck" met namenlijsten: Nederlandse, Duitse, Franse, apothekersnamen, Latijnse en Griekse namen! Linnaeus heeft uiteindelijk de Latijnse namen gestandaardiseerd in een geslachtsnaam, die vooraan staat, en een soortnaam: Epilobium angustifolium was bijvoorbeeld het wilgenroosje. Daarmee werden de wetenschappelijke namen in de tweede helft van de 18e eeuw al redelijk eenduidig vastgelegd.

Maar daarmee zijn we er nog niet. Heukels, de man van de bekendste Nederlandse Flora, gaf in 1907 een boek uit met een inventarisatie van Nederlandse plantennamen. Daaruit bleek dat een plant in Nederland vaak wel 5 tot 10 namen had! Vaak regionaal bepaald, maar zelfs dat niet altijd. Het al genoemde wilgenroosje heette toen o.a. kattenstaart, koekoeksbloem, slangenkruid en wilde salie. Allemaal namen die ook voor andere planten werden gebruikt! Via het boek van Heukels heeft men toen de Nederlandse namen gestandaardiseerd.

96.wilgenroosje gewoon (271K) Gewoon wilgenroosje, vroeger Epilobium angustifolium en nu Chamerion angustifolium

Zelfs daarmee zijn nog niet alle problemen opgelost. In het boek van Heukels uit 1907 staat dus dat Epilobium angustifolium het wilgenroosje is, maar ondertussen is er wel wat veranderd. Heukels bedoelde het gewoon of knikkend wilgenroosje en dat heet tegenwoordig Chamerion angustifolium. In 1907 werd de naam 'harig wilgenroosje' nog niet gebruikt, die plant heette toen 'grote basterdwederik' met de Latijnse naam Epilobium hirsutum. Die Latijnse naam heeft het harig wilgenroosje nog steeds. Wat toen kleinbloemige basterdwederik (Epilobium parviflorum) heette is nu gesplitst in een aantal (deels ingevoerde) soorten.
Ik heb niet gevonden waarom het gewoon wilgenroosje naar een ander geslacht is verhuisd, maar zo'n verhuizing komt wel vaker voor in de officiële plantennamen. Voortschrijdend inzicht heet het dan.

96.wilg, manl bloemen (335K) Wilg, mannelijke bloei. Sommige bloeiwijzen zijn zeer eenduidig gericht op voortplanting

In 1986 werden de Nederlandse namen afgestemd met de Belgische flora 'Flora van België, het Groothertogdom Luxemburg, Noord-Frankrijk en aangrenzende gebieden'. Het is dus allemaal wat overzichtelijker geworden, maar als je om een of andere reden terug gaat in de tijd kom je toch de oude problemen weer tegen.

Jan van Dingenen - 2016

Artikelen in deze serie

- 96. Determineren van planten - 1. De namen

- 97. Determineren van planten - 2. Flora boeken

- 98. Determineren van planten - 3. Opzoeken van papier

- 99. Determineren van planten - 4. Computer zoeken